Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BG0467

Datum uitspraak2005-11-21
Datum gepubliceerd2008-10-20
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGemeensch. Hof van Justitie v.d. Ned. Antillen en Aruba
Zaaknummers86 HLAR 06/05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verlening bouwvergunning voor het oprichten van een GSM antennemast.
Onvoldoende draagkrachtige motivering, nu niet is bestreden dat de straling van een antenne verschilt al naar gelang de gebuikte frequentie, terwijl de mast bestemd is voor GSM antennes voor gebruik van de frequenties 900 MHz, 1800 MHz en 1900 MHz en uit het onderliggend advies slechts volgt dat de frequentie 900 MHz niet schadelijk voor de openbare gezondheid is.
Aangevallen uitspraak vernietigd.


Uitspraak

86 HLAR 06/05. Datum uitspraak: 21 november 2005 GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE VAN DE NEDERLANDSE ANTILLEN EN ARUBA Uitspraak op het hoger beroep van: 1. [appellant sub 1], wonend in [woonplaats], 2. de naamloze vennootschap New Millennium Telecom Services N.V., gevestigd in Aruba, appellanten, tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 12 januari 2005 in het geding tussen: [belanghebbende] e.a. en de Minister van Sociale Zaken en Infrastructuur. 1. Procesverloop Bij beschikking van 1 augustus 2003 heeft de directeur van de Dienst Openbare Werken, namens de Minister van Sociale Zaken en Infrastructuur (hierna: de Minister), aan appellant sub 1 (hierna: [appellant sub 1]) bouwvergunning voor het oprichten van een GSM antennemast verleend. Bij beschikking van 12 mei 2004 heeft de Minister het daartegen door [belanghebbende] e.a. (hierna: [belanghebbende]) gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 12 januari 2005 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het daartegen door [belanghebbende] ingestelde beroep gegrond verklaard, die beschikking vernietigd en bepaald dat de Minister binnen vier maanden een nieuwe beslissing op het bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 21 februari 2005, bij het Gerecht ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld bij het Hof. Bij brief van 9 mei 2005 heeft de Minister van antwoord gediend. Bij brief van 10 mei 2005 heeft [belanghebbende] dat gedaan. Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2005, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. G.W. Rep, advocaat, de Minister, vertegenwoordigd door mr. P.D. Langerak, en [belanghebbende] e.a. in persoon zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. Ambtshalve overweegt het Hof het volgende. 2.1.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Landsverordening administratieve rechtspraak (hierna: de Lar) wordt in deze verordening en de daarop berustende bepalingen onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een beschikking is betrokken. 2.1.2. Bij de beschikking van 1 augustus 2003 is aan [appellant sub 1] bouwvergunning verleend voor het oprichten van een antennemast. Dat die mast dient ter facilitering van mobiele-telefoniediensten, aangeboden door appellante sub 2 (hierna: NMTS), betekent niet dat het belang van NMTS rechtstreeks bij de beschikking is betrokken. Dat NMTS, naar gesteld, een overeenkomst met [appellant sub 1] heeft gesloten, krachtens welke zij de mast benut, is daarvoor onvoldoende. Anderszins is van zodanig rechtstreeks belang evenmin gebleken. NMTS kan dientengevolge niet worden aangemerkt als belanghebbende, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Lar, bij die beschikking en is daarom niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep. 2.2. Blijkens de in zoverre niet bestreden uitspraak van 12 januari 2005 is daaraan het volgende voorafgegaan. Op 22 september 2004 hebben [belanghebbende] en de Minister tijdens een zogenoemde (rol)zitting pleitnota's ingediend. Op 20 oktober 2004 heeft het Gerecht bij tussenuitspraak beslist dat een hernieuwde behandeling van de zaak nodig is en de zaak onder aanhouding van iedere verdere beslissing verwezen naar een (rol)zitting op 10 november 2004, respectievelijk een zitting op 17 november 2004 voor mondelinge behandeling. 2.2.1. De wijze van openbare behandeling van zaken, als de onderhavige, is voorgeschreven in paragraaf 4 van hoofdstuk III van de Lar. Zoals het Hof eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 29 november 2004 in zaak no. 6 HLAR 18/03), voldoet een (rol)zitting niet als openbare behandeling in de zin van de Lar. Nu partijen echter alsnog in de gelegenheid zijn gesteld om hun belangen tijdens een zitting mondeling nader toe te lichten, bestaat geen grond voor het oordeel dat de aangevallen uitspraak in zoverre niet in overeenstemming met het bepaalde in voormelde paragraaf totstandgekomen is. 2.2.2. Ten aanzien van de tussenuitspraak geldt dat, zoals het Hof evenzeer eerder in voormelde uitspraak heeft overwogen, de Lar niet voorziet in de mogelijkheid van het doen van een zodanige uitspraak. In voorkomend geval kan het Gerecht wel met toepassing van artikel 45 van de Lar beslissen dat een nader onderzoek of een hernieuwde behandeling nodig is, doch van een dergelijke tussenbeslissing, waartegen geen rechtsmiddel kan worden aangewend, is geen sprake. Het stond het Gerecht derhalve niet vrij om bij wijze van tussenuitspraak en onder aanhouding van iedere verdere beslissing gedeeltelijk op het beroep te beslissen. 2.3. Het hoger beroep van [appellant sub 1] is gegrond. Hetgeen is aangevoerd, behoeft geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen het Gerecht had behoren te doen, beoordeelt het Hof de beschikking van 12 mei 2004 aan de hand van de daartegen door [belanghebbende] in eerste aanleg voorgedragen beroepsgronden, voor zover die nog bespreking behoeven en binnen de grenzen van het geding blijven, zoals die in eerste aanleg en in hoger beroep zijn getrokken. 2.4. Ingevolge artikel 22, aanhef en onder d en e, van de Bouw- en woningverordening (hierna: Bwv) is, voor zover thans van belang, een beslissing tot het verlenen van een voorwaardelijke bouwvergunning of tot gehele of gedeeltelijke weigering steeds met redenen omkleed en kan die beslissing slechts gegrond zijn op één of meer van de volgende omstandigheden: d. dat het gebruik van het gebouw of gebouwsgedeelte schadelijk voor de openbare gezondheid te achten is; e. dat het gebouw of gebouwsgedeelte wegens de ligging of wegens de bouwwijze de omgeving ontsieren of hinderlijk voor de omgeving zijn zal. 2.5. [belanghebbende] betoogt allereerst dat de Minister zijn oordeel dat het gebruik van de antennemast niet schadelijk voor de openbare gezondheid is te achten niet deugdelijk heeft gemotiveerd, nu dat niet gebaseerd is op een recent en op de aanvraag toegesneden advies. 2.5.1. Voor de beoordeling van de aanvraag heeft de Minister gebruik gemaakt van een door de Directie Telecommunicatie Zaken (hierna: DTZ) op 13 maart 2003 uitgebracht advies. In dat advies wordt, voor zover thans van belang, gesteld dat radiogolven eerst bij een afstand van 3 meter of minder recht voor een 900 MHz GSM antenne effecten op de gezondheid kunnen hebben. In aanvulling op dit advies heeft de Minister tijdens de hoorzitting bij de bezwaaradviescommissie gesteld dat DTZ normen hanteert die in overeenstemming zijn met die van 2 juni 2000 van de Federal Communication Commission in de Verenigde Staten van Amerika. Nu de basisstations, van waaruit de radiogolven worden uitgezonden, op een hoogte van 24 meter zijn geplaatst en het derhalve onmogelijk is voor een persoon op de grond om binnen een straal van 3 meter van die basisstations te komen, voldoet de plaatsing van de antennemast aan de geldende normen, aldus de Minister. 2.5.2. Gebleken is dat de mast bestemd is voor GSM antennes voor gebruik van de frequenties 900 MHz, 1800 MHz en 1900 MHz. De Minister heeft niet bestreden dat de straling van een antenne verschilt, al naar gelang de gebruikte frequentie. Nu het advies van DTZ van 13 maart 2003 slechts ziet op gebruik van een GSM antenne voor de frequentie 900 MHz, heeft de Minister ten onrechte niet onderzocht of de mast ook voldoet aan de normen die gelden ten aanzien van gebruik van GSM antennes voor de frequenties 1800 MHz en 1900 MHz. Het standpunt van de Minister dat het gebruik van de mast niet schadelijk voor de openbare gezondheid is, berust derhalve niet op een voldoende draagkrachtige motivering. Het betoog slaagt. 2.6. [belanghebbende] betoogt voorts dat de Minister, nu geen gemotiveerd advies van een welstandscommissie voorligt, evenmin deugdelijk heeft gemotiveerd dat de antennemast niet ontsierend of hinderlijk voor de omgeving is. 2.6.1. Ter beoordeling of de antennemast aan de te stellen eisen van welstand voldoet, heeft de Minister advies gevraagd aan de welstandscommissie. Deze heeft op 19 juni 2003 te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen plaatsing van de mast. Dit kan worden afgeleid uit een aantekening op een zogenoemd routing formulier, bestaande uit de inkleuring van een vakje onder het kopje "Geen bezwaar". 2.6.2. Dat de Minister aan zijn besluitvorming een ongemotiveerd advies van de welstandscommissie ten grondslag heeft gelegd, is slechts ontoereikend, indien de conclusie van dat advies gemotiveerd zou zijn bestreden. Het zou in dat geval aan de Minister zijn geweest om nader te motiveren, op welke gronden die conclusie is gebaseerd. Deze situatie doet zich hier echter niet voor, nu hetgeen [belanghebbende] terzake heeft aangevoerd geen gemotiveerde bestrijding van de conclusie van de welstandscommissie is. Het betoog faalt. 2.7. Het door [belanghebbende] ingestelde beroep is gegrond. De beschikking van 12 mei 2004 dient te worden vernietigd. De Minister dient een nieuwe beslissing op het door [belanghebbende] ingediende bezwaarschrift te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 3. Beslissing Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het door de naamloze vennootschap New Millennium Telecom Services N.V. ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk; II. verklaart het door [appellant sub 1] ingestelde hoger beroep gegrond; III. vernietigt de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 12 januari 2005 in zaak no. Lar 2004/1630; IV. verklaart het bij het Gerecht in die zaak door [belanghebbende] e.a. ingestelde beroep tegen de beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Infrastructuur van 12 mei 2004, kenmerk 1337geh, gegrond; V. vernietigt die beschikking; VI. draagt de Minister van Sociale Zaken en Infrastructuur op binnen vier maanden na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuwe beslissing op het door [belanghebbende] e.a. ingediende bezwaarschrift te nemen; VII. gelast dat het Land Aruba aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden) teruggeeft; VIII. gelast dat het land Aruba aan [belanghebbende] e.a. het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van Afl. 25,00 (zegge: vijfentwintig gulden) teruggeeft. Aldus vastgesteld door mr. W.P.M. ter Berg, Voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Martinez, griffier. w.g. Ter Berg, Voorzitter w.g. Martinez, griffier Uitgesproken in het openbaar op 21 november 2005.